De centrale banken hebben tientallen jaren besteed aan het afstoten van hun goudvoorraden, het leek wel alsof goud een overbodig activum was geworden. Maar ongeveer 10 jaar geleden begonnen ze hun voorraad weer op te bouwen. Zonder opgave van reden uiteraard.
Volgens het Internationaal Monetair Fonds zijn de goudvoorraden van de centrale banken in dit decennium gestegen tot 1,16 miljard troy ounces – met een waarde van ongeveer $ 3,08 biljoen - vergeleken met $ 12,3 biljoen aan deviezenreserves. Een verhouding van ongeveer één op vier dus.
De Amerikaanse dollar verloor in die 10 jaar terrein als wereldwijde reservevaluta onder de vele reservevaluta's die door centrale banken worden aangehouden. Het aandeel van de ‘greenback’ daalt al jaren, omdat de centrale banken hun reserves hebben gediversifieerd naar andere valuta’s dan dollars. Maar de dollar blijft veruit de dominante wereldwijde reservevaluta.
In Q1 2015 was het aandeel van de Amerikaanse dollar in de reserves van de centrale banken nog steeds 66%. In de afgelopen 10 jaar is het aandeel van de dollar in de wereldwijde reservevaluta’s fors gedaald. Als dit tempo van daling aanhoudt, zal het aandeel van de dollar in minder dan 10 jaar, tegen het einde van 2034, onder de 50% dalen.
Wat is de boodschap die we hiervan onthouden? Als de centrale banken goud kopen, weten ze drommels goed waarom. Dat is uiteraard geenszins omdat ze denken dat de goudprijs zal dalen. Gewone beleggers weten dan ook wat ze moeten doen: goud kopen, uiteraard.